Michel was één van de eersten die ze onder haar hoede kreeg bij Buurtteam Nieuw-West. ‘En hij had toen echt een buddy nodig’, zegt Sociaal Raadslid Suzanne van Nimwegen. ‘Iemand die hem ruggensteun gaf in een lastige periode.’ Ze noemt het ‘een groot plezier’ dat ze die rol voor de 60-jarige Amsterdammer kon vervullen. ‘En voor mij als nieuwe kracht was het ook nog eens leerzaam.’
‘Hoe Michel in de zomer van 2021 bij mij terechtkwam? Net als bijna alle Amsterdammers die ik ondersteun: een collega van Buurtteam Nieuw-West had hem naar mij doorverwezen. Sociaal raadslieden als ik hebben zelden het eerste contact met Amsterdammers. Ook begeleiden we hen in principe niet langdurig. Die taken liggen bij buurtteammedewerkers. Wij worden ingeschakeld voor concrete oplossingen op het gebied van onder andere financiën, belastingen en huisvesting. Bij een verwijzing krijg ik wel een samenvatting van die problemen, maar wat iemand precies nodig heeft, weet ik nooit meteen. Daarom vraag ik altijd eerst of de cliënt zijn eigen verhaal wil doen. Daar luister ik dan zorgvuldig naar.’
‘Zo ook bij Michel. En zijn situatie bleek schrijnend. Zijn moeder was pas overleden, vertelde hij, kort na zijn vader. Hij was daar nog erg van slag van; zózeer dat hij op praktisch vlak vastliep. Het lukte hem bijvoorbeeld niet om de bank-, belasting- en begrafeniszaken van zijn ouders af te handelen. Noch om net zoveel te werken als eerst. Of om een nieuwe woning te vinden. En dat laatste moest wel echt. Zijn moeder was namelijk hoofdhuurster geweest van het huis waar hij was ingetrokken als mantelzorger. Die huur moest hij nu opeens alleen betalen, maar daar verdiende hij veel te weinig voor. En voor huurtoeslag kwam dit huis niet in aanmerking.”
Grapje maken
“Om eerlijk te zijn zie ik als sociaal raadsvrouw zelden iemand met een enkelvoudig probleem. Soms moet je doorvragen, maar er blijkt altijd meer aan de hand. Dat was ook bij Michel het geval, al had hij – anders dan de meeste Amsterdammers die ik spreek – geen schulden. Dat was een meevaller. Zoals er sowieso heel veel positiefs was aan hem. Hij was altijd heel zelfstandig en zelfredzaam geweest, had nooit heel veel verdiend maar kon ook met weinig prima rondkomen. Zijn karakter was er één van aanpakken, van “niet lullen maar poetsen”. Zelfs midden in zijn rouw bleef hij optimistisch, greep hij elke gelegenheid aan om een grapje te maken en stond hij heel proactief in de samenwerking.”
“Want dat ís onze hulp als buurtteam: een samenwerking met de Amsterdammer. Daar sturen we ook op aan. Het is niet de bedoeling dat die Amsterdammer achteroverleunt en ons alles laat oplossen. Dat heeft ook geen structurele impact. Michel hoefden we dat gelukkig niet uit te leggen. Voor hem was het vanzelfsprekend dat hij zoveel mogelijk zelf zou doen. Het bleek dat hij vooral iemand nodig had die met hem meekeek en meedacht, die hem het gevoel gaf dat hij er niet alleen voor stond. Zodra hij dat gevoel had, lukte hem al snel een heleboel méér. Door het verlies van zijn ouders had hij ‘mist in zijn hoofd’, zei hij wel eens. Maar die mist leek gedurende het traject op te trekken.”
Gewoon dúrven
“Michel kwam bijvoorbeeld zelf met het idee van een woningruil. Sterker nog: hij had al iemand gevonden die wel groter en duurder wilde wonen, zodat hij in haar kleinere en goedkopere woning kon trekken. Dat leek de perfecte deal, ware het niet dat zijn commerciële verhuurder geen woningruil toestond. Ik heb toen op goed geluk een brief geschreven aan die verhuurder, Michels situatie uitgelegd en echt een beroep gedaan op de medemenselijkheid van de lezer. Met succes! De woningruil mocht doorgaan. Daarvan heb ik geleerd dat het soms de moeite loont om iets te proberen, ook al is het een long shot; dat je af en toe gewoon moet dúrven.”
“Helaas ketste de woningruil uiteindelijk toch af, omdat de vrouw met de goedkopere woning zich op het laatste moment terugtrok. Toch voelde onze samenwerking voor Michel als een succes: zijn idee en mijn brief hadden samen geleid tot toestemming. Dat had hem een boost gegeven. Hij zag nu dat het kón lukken, dat er met extra inzet van alles mogelijk werd. Dus ging hij op allerlei manieren op zoek naar een woning, hing overal papiertjes op en liet bij iedereen vallen dat hij iets zocht. Ten slotte vond hij, helemaal zonder mijn hulp, een woning in een complex voor Nederlands-Indonesische mensen. Hij was zelf half-Indonesisch, mocht er komen wonen en is er nu heel tevreden.”
Minder spannend
“Waar ik hem nog wel bij ondersteunde? Bijvoorbeeld met online huursubsidie aanvragen voor zijn nieuwe huis. Dat wilde hij graag zelf doen, maar hij vroeg mij ernaast te zitten, want hij wist niet zeker of hij het goed zou doen. Dat zie ik wel vaker bij Amsterdammers die bij ons buurtteam aankloppen: die hebben een soort angst als het gaat om internet, officiële formulieren en grote instanties of bedrijven. Daardoor zijn ze dikwijls niet zo goed in het regelen van bureaucratische zaken – en in tijden van stress is de drempel daarvoor nóg hoger. Michel stapte met mij over die drempel heen. Uiteindelijk regelde hij alles wat er na het overlijden van zijn ouders nog geregeld moest worden.”
“Hij heeft hier ook in zijn eentje gesprekken voor gevoerd met de bank en Belastingdienst. Tot zijn aangename verrassing bleken medewerkers daar heel vriendelijk en behulpzaam. Iemand van de Belastingdienst heeft hem nadien zelfs nog opgebeld; gewoon om te vragen hoe het ging. Michel beseft nu beter dat ook bij grote instanties en bedrijven mensen werken die meeleven en echt willen helpen. Dat maakt die organisaties minder spannend voor hem. En voor mijzelf was het eveneens goed om te zien. Ik laat mij nu nog minder afschrikken door procedures of regels die zeggen dat iets niet kan. Ik zoek contact met individuele werknemers en bespreek met hen of er niet tóch iets mogelijk is.”
“Toen ik Michel onder mijn hoede had, was ik net begonnen als sociaal raadsvrouw. Ik had nog niet zo veel cliënten en was mijn baan nog aan het aftasten. Hoeveel tijd was bijvoorbeeld normaal om aan één persoon te besteden? En welke activiteiten vielen net binnen of buiten mijn functie? Deze vragen pasten bij de sfeer in het buurtteam, dat ook net gestart was en nog niet zo’n uitgekristalliseerde rolverdeling had. Ik wist niet zeker of een brief schrijven wel helemaal bij mijn rol als sociaal raadsvrouw paste. Maar ik had er de tijd voor, Michel kon het niet zelf én het kon hem echt helpen. Ik heb die stap graag gezet.”